
Hoe is de hoorn op je pad gekomen?
Dat is een vreemd verhaal. Ik speelde trompet in de fanfare in Limburg. En onze fanfare moest aan een wedstrijd meedoen, maar de eerste hoornist kon de hoornsolo in het stuk niet spelen. Toen heb ik dat geprobeerd. Dus tijdens die wedstrijd ging drie maten voor de solo de trompet aan de kant, en dan pakte ik de hoorn en speelde ik die solo. Ik was een jaar of vijftien. En daarna dacht ik: ik vind die hoorn eigenlijk veel leuker. Die ga ik spelen.
Kom je uit een muzikaal nest?
Jazeker. Muziek was ons leven. Mijn vader was trompetdocent en mijn broer is ook trompettist, hij speelt bij het Nederlands Philharmonisch Orkest. Mijn moeder was thuis de manager, ze zorgde voor alles, ging met iedereen mee en bracht ons overal.
Als je geen musicus was geworden, wat dan wel?
Dat is een lastige vraag, want ik heb heel veel interesses. Ik heb een paar huizen gerenoveerd, wat meubeltjes gemaakt. Het lijkt mij heel leuk om meubelmaker, schrijnwerker, te zijn.
Wat is écht kenmerkend voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest?
Het durven nemen van risico. Het maakt niet zoveel uit als er een keer wat misgaat, maar we gaan er vol voor en dan krijg je vaak de mooiste concerten.
Is er iets wat je hebt moeten opgeven voor je leven in de muziek?
Ik heb niet het gevoel dat ik iets heb moeten opgeven. Als muzikant leid je een totaal ander leven dan als niet-muzikant. Je werkt veel in het weekend en daardoor heb je een heel ander sociaal leven. Dat is soms lastig, maar heeft ook z´n voordelen. Ik hou sowieso niet van een 9-tot-5- baan.