
Is er iets wat je hebt moeten opgeven voor je leven in de muziek?
Helemaal niet, het heeft me alleen maar dingen gebracht. Zeker als kind. Al die jeugdorkesten waar ik in zat, het reizen. Dat vind ik het leukste aan mijn vak: het reizen. Als ik iets zou moeten noemen wat ik heb opgegeven, is dat het sociale leven - dat is lastig. In de weekenden hebben we altijd wel concerten als anderen naar feestjes gaan. Dat is eigenlijk het enige. Die doe ik dan wel op maandag.
Wat is jouw favoriete plek in Rotterdam?
De omgeving van Rotterdam. Mijn grote hobby is fietsen op mijn racefiets. Ik ken alle hoekjes en laantjes buiten de stad. Langs de Rotte zijn heel mooie plekken en op de Bergse Plas met mijn bootje is het ook leuk. Evenals lekker bier drinken op Katendrecht. Er zijn zoveel toffe plekken in Rotterdam. Ja toch?
Op welke leeftijd wist je dat je van muziek je beroep zou gaan maken?
Ik wist dat ik het graag wilde, maar ik dacht vaak: waarschijnlijk gaat dat helemaal niet lukken, want de kans dat je een baan krijgt als trompettist is maar klein. Dan moet je studie goed verlopen, dan moet je echt ook een beetje mazzel hebben met proefspelen... Ik wist pas zeker dat ik dat ging toen, toen ik de baan had.
Hoe krijg jij een muziekstuk in je vingers?
Bij een groot stuk kijk je eerst naar het notenbeeld. Daar kan je vaak wel aan zien wat voor soort muziek je hebt. Dan studeer ik nog oppervlakkig: kijk ik naar de omvang en naar wat ik nodig heb. Veel kracht of souplesse? Daar bereid ik me op voor. Dan wacht ik vaak tot de eerste repetitie, totdat we het een keer doorgespeeld hebben. Vervolgens geef ik met een potlood aan waar de valkuilen zitten, en dat ga ik dan studeren. Als ik veertig pagina’s moet gaan doen… Dat is veel te veel werk. Dat red ik niet in een kort tijdsbestek. Dus ik wacht meestal eerst de repetitie af. Als ik het echt niet ken en er zijn geen opnames van, ja, dan zie ik het wel. Niet heel professioneel hè?