Music for Breakfast: Samen de regie nemen
Er is geen muzikaler ontbijt dan Music for Breakfast, de kamermuziekserie van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Plaatsvervangend eerste concertmeester Quirine Scheffers en eerste hoornist David Fernández Alonso verzorgen het concert op 25 februari. Best bijzonder: de kamermuziekpartners tijdens dit concert zijn ook in het dagelijks leven een stel.
Na een heerlijk hapje en drankje spelen musici uit het orkest de mooiste kamermuziek, samen met hun muzikale vrienden. Elk concert wordt samengesteld én uitgevoerd door steeds een ander koppel musici. Voor het concert op 25 februari zijn dat plaatsvervangend eerste concertmeester Quirine Scheffers en eerste hoornist David Fernández Alonso. We spreken ze over de totstandkoming van dit concert.
Hoe is het om kamermuziek te spelen als je een orkestmusicus bent?
Quirine: ‘Voordat ik in het orkest kwam, heb ik eigenlijk altijd kamermuziek gespeeld. Ik heb twintig jaar in een strijkkwartet gezeten. Als leerlingen mij vragen wat een typische orkestmusicus is, dan leg ik ze altijd uit dat orkest‐ spelen voor mij kamermuziek maken is, maar dan met een grote groep mensen. Ik probeer juist in het orkest de kamermuziek op te zoeken.’
David: ‘Ik heb altijd in orkesten gezeten, maar daarnaast speel ik ook al heel lang in blaaskwintet‐ ten. Dat is wel anders: alles wat je speelt is heel erg hoorbaar. Je moet wat meer op zoek naar de subtiliteit.’
En het moet ook zachter lijkt me?
David: ‘Nou, niet altijd. Het klopt dat je in een blaaskwintet geen groot fortissimo kan spelen. En op bijvoorbeeld een klarinet kan je veel makkelijker heel zacht spelen dan op een hoorn. Daar houd je rekening mee in de kamermuziek.’
Quirine: ‘Wat wel echt anders is: in een orkest bepaalt de dirigent het tempo, de frasering, de balans, de articulatie, de richting. In kamer‐ muziek heb je allemaal je eigen partij en moet je daar samen de regie in nemen. Dat is natuurlijk wel aantrekkelijk, dat je dat zelf mag invullen.’
Leidt dat tot strubbelingen?
Quirine: ‘Jazeker. In mijn jaren in het strijkkwartet zijn er heel wat muzikale ruzies geweest. Maar die strijd leidt ook altijd wel tot iets; het forceert het maken van keuzes. En muziek is niet altijd alleen maar mooi, soms zit die strijd ook ín de muziek.’
Voor dit concert mochten jullie samen uitkiezen wat jullie gingen spelen en met wie. Hoe kwamen jullie tot die keuze?
Quirine: ‘Toen we voor dit concert gevraagd werden, kwamen David en ik al snel tot de conclusie dat we geen repertoire wilden uitkiezen dat we al vaak spelen, zoals het Hoorntrio van Brahms. Dat is een prachtig stuk, we spelen het graag. We voeren het ook uit op 10 februari tijdens onze eigen kamermuziekserie in Berkel en Rodenrijs, met ons Delft Trio. Maar het stuk duurt lang, dan kunnen we weinig verschillende stukken laten horen. We wilden in dit ontbijtconcert juist laten zien hoe divers de muziek voor hoorn en viool kan zijn. En bij de keuze voor wie we wilden vragen om met ons mee te spelen, dachten we direct aan de Academy van het orkest. Dat zijn studenten die bij ons leren hoe je in een orkest speelt. En een belangrijk onderdeel daarin is het spelen van kamermuziek. In het stuk van Dauprat, voor hoorn en strijkkwartet, hebben we daarom Academisten gevraagd om met David mee te spelen.’
Wat is dat voor een werk?
David: ‘Het Hoornkwintet in F op. 6/1 van Louis François Dauprat is een heel bijzonder stuk. Het wordt bijna nooit uitgevoerd en er is ook geen opname van te vinden. Ik heb het ooit gespeeld op een festival in Spanje, dat maakte enorme indruk. Het is vroeg‐romantische Franse muziek, heel erg leuk maar ontzettend veeleisend. Het is jammer dat dit stuk niet vaker gespeeld wordt, voor hoornisten is dit echt geweldig om te spelen. Misschien moeten we het een keer opnemen…’
‘We tonen hoe divers de muziek voor hoorn en viool kan zijn’
Wat staat er verder op de lessenaars?
David: ‘We zijn begonnen met het stuk van Dauprat. Toen we keken wat daarbij paste, bleek al snel dat het een Frans programma moest worden.’
Quirine: ‘We zochten afwisselende stukken, en muziek die wel goed is, maar niet vaak wordt gespeeld. Zo kwamen we bij de Quatre petites pièces op. 32 van Charles Koechlin. Hij componeerde ze rond de eeuwwisse‐ ling. Het zijn vier korte, kleurrijke stukken; heel creatief en ongebruikelijk. Elk deel heeft weer een heel eigen en uniek karakter.’
David: ‘Koechlin heeft veel voor de hoorn gecomponeerd en hij weet precies wat er mogelijk is voor het instrument. Het is heel erg goed geschreven.’
David: ‘Saint‐Saëns heeft twee Romances gecomponeerd voor hoorn en piano. Wij gaan de tweede spelen, die is heel mooi, erg romantisch met prachtige melodieën. Het wordt zo weinig uitgevoerd, ik wil het graag laten horen.’
Quirine: ‘En ik speel nog de Vioolsonate in g van Debussy. Dat is prachtige muziek. Het is Debussy’s laatste werk, heel sfeervol en introspectief.’
Jullie hadden het net al even over de Academy. Is het belangrijk voor jullie om met jonge mensen te werken?
In koor: ‘Ja, zeker!’ Quirine: ‘We zijn nu in het derde seizoen van de Academy en we merken dat studenten banen krijgen in ons eigen orkest, of in andere orkesten. En dat is natuurlijk je droom, dat je mensen opleidt die dan ook in een orkest terecht‐ komen. Daarnaast zijn wij samen een eigen concertserie gestart in onze woonplaats Berkel en Rodenrijs. ‘Klassiek aan het Lint’ heet het. Het is een nieuw initiatief van mij met ‘Cultuur aan het Lint’ om een podium te bieden aan lokaal jong talent en lokale musici. Het eerste concert was erg succesvol.’
Met het orkest zijn de concerten meestal in de avond. Jullie spelen dit concert ’s ochtends. Hoe is dat voor jullie?
Quirine: ‘Ik vind het heerlijk! Ik ben een ochtendmens. Ik vind het fijn dat je na zo’n concert nog een hele dag hebt.’
David: ‘Ik ben een avondmens, ik geef veel liever avondconcerten. Met mijn techniek heeft het niets te maken, met het orkest repeteren we ook om 10 uur in de ochtend. Het is meer een gevoel. Maar ik verheug me wel erg op dit ochtendconcert hoor!
Tekst: Alexander Klapwijk Foto: Mark Bolk
Dit artikel verscheen eerder in Intrada, jaargang 2024-25 nr. 1.