Na 27 jaar gaat Jos Verspagen met pensioen

Aanstaande zondag nemen we afscheid van onze fantastische trompettist Jos Verspagen bij zijn laatste concert met ons orkest. Na jaren van schitterende muziek, onvergetelijke optredens en mooie herinneringen willen we hem enorm bedanken voor alles wat hij voor ons heeft betekend! Lees in dit interview hoe Jos terugblikt op zijn carrière, samen met contrafagottist Hans Wisse. Verspagen: ‘In je hoofd ben je jong, althans ik, maar je lijf wordt ouder.’
Jos Verspagen: ‘Hans, wij kennen elkaar al ruim veertig jaar, niet? Ongelofelijk. Ik heb vóór het Rotterdams in het Radio Filharmonisch Orkest gezeten, als eerste trompettist, en jij remplaceerde er. In het Rotterdams, waar ik sinds 1998 speel, zit ik niet op de eerste plaats, en dat is me altijd prima bevallen. Ik koos bewust voor die overstap. Ik hield het niet goed vol in het radio-orkest. De druk was gigantisch, heel anders dan wanneer je speler bent in de sectie in plaats van eerste. Dat is heel specifiek en vergt concentratie en studie. Thuis kon ik dat niet altijd makkelijk verkopen. Zelfs op vakantie ben je al bezig met welke noten je over een aantal weken moet spelen. Ik had het gevoel dat het ten koste ging van mezelf, mijn gezondheid, al die stress. Het heeft wel twee jaar geduurd voordat ik de overstap waagde. Ik voelde me zo thuis bij de radio, een warm bad met lieve collega’s.’
Hans Wisse: ‘Vond je ons dan geen aardige en lieve collega’s?’
Jos Verspagen: ‘Jawel! Maar in vijftien jaar, mijn tijd bij de radio, vergroei je met een gezelschap. Je deelt heel intense momenten.’
In 1988 kwam Wisse bij het orkest. Zo’n carrière, zo lang in één orkest, bepaalt je leven. Een prachtig leven, vindt hij, waarin je de mooiste muziek ooit geschreven hebt kunnen spelen. ‘Ik ben een zeer bevoorrecht mens. En gelukkig zat Marianne [Prommel, red.], mijn vrouw, fagottiste in het orkest, altijd naast mij. Ik hoefde nooit uit te leggen waar ik mee bezig was. Het begrip voor het werk, het begrijpen van de muziek, deel je.’
Nu is dan de eindstreep in zicht. Wisse speelde zijn laatste concert zelfs al: Sjostakovitsj’ Zevende symfonie onder leiding van Tarmo Peltokoski.
Met pijn in het hart?
Wisse: ‘Mijn muzikale hemel is Sjostakovitsj. Dat komt ook door de functie die hij geeft aan mijn instrument, die anders is dan alleen een verdubbeling van de bas. Ik heb bij hem echt mijn eigen winkeltje. Maar hier en daar een blessure maakt het niet gemakkelijker om onbekommerd op topniveau te blijven spelen. Je komt zelden ongeschonden uit een carrière als musicus. Mijn gehoor heeft veel te verduren gehad; ik zat nu eenmaal op een van de luidste plekken in het orkest. Mede vanwege de lichamelijke belasting heb ik besloten dat het tijd is om te stoppen.’
Dat het makkelijker zou worden naarmate je langer in een professioneel orkest zit — je kent het klappen van de zweep — is een fabel, volgens Verspagen. Dingen die vroeger vanzelf gingen, in het spel, in de klankvorming, in het studeren, daar moet hij nu veel meer moeite voor doen. ‘In je hoofd ben je jong, maar je lijf wordt ouder. Ik kan niet meer binnen komen lopen en een sprintje trekken. De voorbereiding, fysiek én mentaal, is wel degelijk anders dan vroeger. Ik voel dat het goed is zo. Je ziet het ook aankomen. Het rare is wel: bij ieder concert denk je: dit is de laatste keer dat ik dit stuk op dit podium speel.’
Wisse kan met een gerust hart zeggen: het is welletjes. Hij heeft een prachtige tijd gehad. ‘Weet je wat het ook is? Het orkest verjongt natuurlijk. De houtblazersgroep is hecht en vriendschappelijk, iedereen helpt elkaar en geeft om elkaar. Ik ben me op een gegeven moment ouder gaan voelen; je mist dan een beetje de aansluiting met de jongeren.’
Verspagen: ‘Wat ik ga missen, zijn al die mensen om me heen die zo prachtig spelen! Het Rotterdams is ook een zeer kritisch orkest, dus je móét op je best presteren. Het moet steengoed zijn wat je doet.’
Hoe kijken jullie terug op al die concerten die jullie hebben gespeeld onder leiding van de groten der aarde? Dat is een muzikale leerschool van jewelste geweest.
Wisse: ‘Het was natuurlijk een glorietijd. Met Valery Gergiev hebben we de top meegemaakt, dat was zo’n ongelofelijke periode. Het gebouw schudde op zijn grondvesten als hij dirigeerde. Het charisma van die man — je doet nog meer dan je al deed, hij vraagt je álles te geven. Zijn muzikaliteit is zo onvoorstelbaar groot.’
Verspagen: ‘We speelden in Kioto Mahlers Negende symfonie met Gergiev. Artistiek manager van het orkest Kees Hillen was toen net overleden, iemand op wie ik erg gesteld was. Die middag in Kioto kwam er zoveel samen: de muziek onder leiding van deze gigant, met Kees in het achterhoofd. Dat was een emotioneel en muzikaal hoogtepunt voor mij.’
Wisse: ‘Gergievs respect voor de musici was enorm, en hij sprak dat ook uit. Hij gaf graag complimenten. Dat is fijn voor een speler, en bemoedigend en uitnodigend.’
Verspagen: ‘Geen enkel concert was hetzelfde onder hem. Een reeks van vier: allemaal waren ze anders. Daarna Yannick Nézet-Séguin, absoluut geniaal. Hij was jong en wild toen hij begon en werd mettertijd iets rustiger. Ook een sociaal mens, altijd geïnteresseerd. Met Lahav Shani heeft het orkest weer een geweldige chef aangetrokken.’
Wisse: ‘Een van mijn hoogtepunten in Rotterdam was recent Richard Strauss’ Die Frau ohne Schatten met Yannick, dat was een euforische belevenis. Maar het is één van vele.’
Verspagen: ‘Dat ik dit allemaal mee heb mogen maken, kon ik niet vermoeden toen ik als klein ventje in Weert op een zelfgemaakt drumstel van potten, pannen en wasmiddeldozen zat te trommelen. Op een gegeven moment hoorde ik via de jukebox in het café de trompettist Marty met zijn Maanserenade, dat was destijds een enorme hit. En toen wilde ik trompet.’
Wisse: ‘Ik had voordat ik hier kwam nog nooit contrafagot gespeeld, dat heb ik voor de auditie geleerd. In Groningen speelde ik fagot bij het Noord Nederlands Orkest. Het echte contrafagotspel heb ik hier geleerd: hoe je je toon vormt en hoe je ervoor zorgt dat je in een groot tutti toch als een bas door de zaal rolt. Zo’n orkest is natuurlijk een prachtplek om dat te leren. Maar het was spannend, een proeftijd van zo’n twee jaar. Wat vinden ze ervan? Ik was daar wel onzeker over.’
‘Onze instrumenten laten we achter,’ vervolgt Verspagen. ‘Die zijn aangekocht voor het orkest door de Vrienden. Daar kan weer een volgende speler plezier van hebben. Bij het bespelen van een trompet moet ik een neuriegevoel krijgen, mijn klank moet kunnen zingen, vocaal zijn.’
Wisse: ‘Voor mij hebben de Vrienden vrij snel na mijn aanstelling een nieuw instrument aangekocht. Daar moest ik erg aan wennen; het instrument zat vast, wilde niet lekker trillen. Met de handen in het haar, in het begin. Toch heb ik doorgezet. Na een tijdje kwam hij los en ging de contrafagot lekker reutelen. Vanaf dat moment kon ik er precies de toon op vormen die ik voor ogen had. Als ik nu weleens op een ander instrument speel, denk ik: de mijne is de beste.’
En natuurlijk is daar het riet, ‘van levensbelang voor een fagottist en heel persoonlijk’. Wisse maakt ze zelf, ook voor collega’s — ze gaan de hele wereld over. Als je een mooie, dikke, donkere toon wilt, moet een riet iets weerstand bieden, vindt hij. Een gemakkelijk aan te zetten riet klinkt te licht naar zijn smaak. ‘Ik had ook altijd maar één riet bij me op het podium, niet een doosje vol. Als ik een goeie had gemaakt, was ik daar zeker van. Ik zal straks niet meer iedere week in de zaal zitten, maar via het rieten maken voeling houden met mijn instrument vind ik een fijn idee. Verder is er voldoende om me mee bezig te houden: kampeervakanties, kinderen en kleinkinderen.’
Verspagen: ‘Wat ik niet ga missen, is de onzekerheid die ik telkens moet overwinnen voordat ik het podium opstap. De nacht voor een eerste repetitie van een project: ik slaap niet. Ik zoek tijdens een concert altijd iemand in de zaal uit en denk dan: voor jou ga ik spelen. En dan probeer ik in mijn eigen wereld te blijven en me niet te verliezen in al te veel emoties.’
Wisse: ‘Op onze plek in het orkest kleuren we veelal in, de solomomenten zijn schaars.’
Verspagen: ‘Bij mij voelt veel wel als solistisch. De aard van mijn instrument maakt dat ik altijd goed hoorbaar ben. Het hoorbare verschil tussen raak en mis ligt bij mij dichter bij elkaar dan bij jou.’
Wisse: ‘Als contrafagottist wil ik dat de hele houtblazersgroep — het “houtkoor” — op mij kan bouwen, dat ik volstrekt stabiel ben. Anders levert dat direct intonatieproblemen op. Dat is mijn belangrijkste functie. Als ik wankel, mislukt er veel tijdens een concert. Ik moet er niet bovenuit brullen, maar het is een bas die je moet voelen. In sommige stukken, zoals Ravels Pianoconcert voor de linkerhand, heb ik een belangrijke solo. Dan sta ik mentaal op een andere manier scherp. Je moet hoe dan ook op de toppen van je kunnen presteren.’
Verspagen: ‘Aan de andere kant: die adrenaline heeft er ook altijd voor gezorgd dat er heel mooie dingen konden gebeuren. Dat je buiten jezelf treedt, dat je speelt — er als het ware niet bij bent — maar het wel perfect doet.’
Jos, we zullen je missen op het podium, maar je muziek en invloed blijven bij ons!
