Tournee Japan 2025: dag 6 en 7

Soms begint een vrije dag op tournee niet met uitslapen, maar met een plan. Dit keer: Mount Takao beklimmen, een groene berg ten westen van Tokio, vol tempels, legendes en naar verluidt, ook apen. Sanne, Pauli, Annabel en ik stapten met een mengeling van enthousiasme en twijfel in de trein. Enthousiasme, omdat het een mooie hike zou worden, met als beloning uitzicht op Mt. Fuji. Twijfel, omdat de luchtvochtigheid al om 9 uur ’s ochtends voelde alsof we door een warme wolk ademden.

Mount Takao is niet zomaar een berg. Volgens de Japanse folklore wonen hier tengu: bovennatuurlijke wezens, half mens, half vogel, vaak met een onwaarschijnlijk lange neus en een humeur dat kan wisselen tussen beschermend en ronduit ondeugend. De plek is ook een belangrijk centrum van Shugendō, een vorm van berg-ascese waarbij monniken door strenge discipline en fysieke beproevingen spirituele verlichting proberen te bereiken. Halverwege de klim staat Takaosan Yakuōin Yūkiji, een boeddhistische tempel van de Shingon-sekte, waar bezoekers bidden tot de tengu voor geluk en bescherming. Rode poorten, stenen lantaarns en wierookgeur vullen het pad, alsof je door een sprookjesboek wandelt, maar dan eentje waarin ook waarschuwingsborden voor wilde apen staan.

We hadden gehoord dat er eerder die ochtend al een groep musici de berg op was gegaan. Die zagen we bij aankomst aan de voet van de berg niet meer, maar al snel kregen we een aanwijzing: ver weg, ergens tussen het bladerdak, klonk trompetmuziek. Het was zo’n geluid dat niet helemaal in deze wereld leek te horen, helder, maar omhuld door het ruisen van de bomen en het sissen van cicaden.
Wie neemt er in hemelsnaam een trompet mee in dit klimaat? vroegen we ons af, terwijl we langzaam hoger klommen. Het antwoord kwam pas een uur later. In een rivierbedding zat een vrouw, in alle rust, trompet te spelen. Even wisselden we een paar woorden. Daarna vervolgden we ons pad en bleef haar muziek ons op verschillende momenten in de verte vinden, alsof de berg zelf af en toe een fanfare inzette.

De route werd steiler. Langs het pad verschenen borden die waarschuwden voor wilde apen. Dat gaf een zekere spanning: wat doe je eigenlijk als er ineens een aap tegenover je staat op een smalle bergweg? (Antwoord: waarschijnlijk beleefd groeten en hopen dat hij je niet in de ogen kijkt.)
Na anderhalf uur klimmen, en een laatste stuk dat uitsluitend uit trappen bestond, stonden we boven. Het moment van waarheid: het beloofde uitzicht op Mount Fuji.
Alleen… er was niets te zien behalve een grijze wolk. Het voelde alsof je op je verjaardag een mooi ingepakt cadeau krijgt en er dan een pak tissues in zit.
We zakten weer af naar beneden, moe maar voldaan, en belandden in een café voor koffie, de vloeibare beloning voor elke mislukte foto-opportuniteit. Daarna terug naar Shinagawa: twee uur in een trein, zweterig, met stijve benen, verlangend naar airco en een bad.
Het werd een 7-Eleven maaltijd in het hotel, voor wie het niet kent: 7-Eleven is in Japan een bijna heilige instelling. Een kleine supermarkt waar je álles kunt halen, van perfect gekookte ramen tot verse onigiri, en waar je het gevoel hebt dat je voor een paar honderd yen een mini-feestmaal krijgt. Eten, bad, bed. Einde van dag één.
Op naar Fukui: dino’s, rijstvelden en sushi
De volgende dag stond in het teken van ons “uitstapje” naar Fukui. Met de shinkansen, de hogesnelheidstrein die Ioan Huws nieuwsgierig op snelheid testte (210 km/uur!), vlogen we het landschap door. Juliette maakte een groepsfoto met haar wegwerpcamera. Ondertussen dommelden sommigen weg, anderen lazen, luisterden muziek of voerden gesprekken die zich traag voortbewogen, net als de wolken buiten.
Fukui is geen doorsnee Japanse stad. Het is de dinostad van het land: hier werden enkele van de grootste dinosaurusfossielen van Japan gevonden, en het stadsmuseum is een bedevaartsoord voor liefhebbers van prehistorisch leven. Het voelt een beetje alsof de stad met één voet in het Krijt staat en met de andere in het heden.
De Harmony Hall zelf is al even bijzonder. Een prachtige akoestiek, midden in een zee van rijstvelden. Wij stonden met open mond te kijken naar dat groene lappendeken rond het gebouw. De medewerkers van de zaal vonden dat nogal amusant, voor hen zijn rijstvelden gewoon… rijstvelden. Giulio Greci (eerste viool) besloot er toch een mini-educatief moment van te maken: “Wist je dat rijstvelden vaak onder water staan om onkruid te verdrinken en insecten weg te houden? En dat rijstplantjes maar een paar maanden nodig hebben om van piepklein sprietje naar oogstklaar te groeien?”


Na het concert was er nog energie voor een laatste hoogtepunt: met Sanne, Ricardo, Adrián, Javi en ik naar een traditioneel sushirestaurant, zo’n plek waar de chef alles voor je neus maakt en je net niet durft te vragen of je een foto mag nemen van zijn mescollectie. Het werd een avond van perfecte nigiri, verse vis en de geruststellende wetenschap dat sommige dagen gewoon goed eindigen, of je Mount Fuji nu ziet aan het einde van de klim, of niet.
Tekst: Maxime de Bruin.
