Ga direct naar: Hoofdinhoud
Ga direct naar: Hoofdnavigatie

Amerika-tournee: ‘We gaan wereldkampioen worden, díe sfeer’

27 februari 2024
5 min leestijd

De allereerste trip naar de Verenigde Staten in 1970 betekende de internationale doorbraak van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Hoe beleefden deelnemers het wel en wee achter de schermen? En hoe kijkt de staf nu vooruit naar de komende reis ‘de Grote Plas over’, in maart, de eerste sinds 2015?

Natuurlijk, 1970 is niet de prehistorie: er hadden al mannen op de maan gelopen en in datzelfde jaar maakte de Boeing 747, tot 2007 het grootste vliegtuig ter wereld, zijn eerste vluchten. Toch ging het er op zo’n verre trip van een groot orkest best wat primitiever aan toe dan nu. Iets van een schoolreisje had het wel, vertelt hoornist Nico van Vliet (75), die erbij was. ‘Het was wel wat hoor, de Grote Plas over. Iets heel bijzonders. De herinnering is vervaagd, moet ik zeggen, en niemand die er toen bij was zit nu nog in het orkest. Ik was 22 jaar, we waren met veel jongeren; bevlogen en gretig. Zo’n sfeer van: we gaan wereldkampioen worden. Sinds 1966 speelde het Rotterdams Philharmonisch in de Doelen; dat was artistiek gezien al een grote stap voorwaarts. Trips als die van 1970 droegen enorm bij aan het prestige van het orkest.’
Eigen hotelkamers voor iedereen, dat was er nog niet bij. Slaapzalen met stapelbedden en kussengevechten, dat nou ook weer niet. ‘Nee,’ zegt Van Vliet, ‘we lagen met z’n tweeën, ik deelde de kamer met slagwerker Huub Righarts. Met hem was ik op het conservatorium in Den Haag al maatjes, dus 
geen probleem. Verder gingen alle reizen binnen de States per bus, en dat waren dus zeer forse afstanden. We begonnen in Carnegie Hall in New York, een grootse ambiance, en we zijn daarna zowel in Chicago als in een paar zuidelijke staten geweest. Vijf weken duurde de trip, jawel, dat was lang hoor; tegenwoordig gaan ze een week of tien dagen.’
Eindeloos in bussen zitten, dat was tot ver in de jaren negentig van de vorige eeuw het gebruik. Wat deden de musici dan, gedurende die reisdagen? Van Vliet: ‘Sommigen zaten te kaarten, anderen lazen. Ik heb een groepje monopoly zien spelen. We hebben toen ook veel lol getrapt, om de tijd te doden. Meligheid hè, afreageren. Kan niet anders. We moesten vaak onze koffer al de avond 
voor een reisdag buiten de kamer klaarzetten. 

‘In het publiek zaten in Carnegie Hall veel jongeren, weet ik nog, die dat moderne werk van Jan van Vlijmen goed konden waarderen. Dat was mooi’

Nico van Vliet
over de tour in 1970

Het was zaak toiletspullen en kleding voor de volgende dag achter te houden, maar er was soms iemand die daar niet aan dacht. Die had dan geen kleren om aan te trekken voor de reisdag. Heerlijk was dat.’De dirigenten waren tijdens de historische trip van 1970 Jean Fournet en Edo de Waart. Nico van Vliet, die van 1968 tot begin 2013 deel uitmaakte van het orkest, kan maar moeilijk terughalen welke werken ze gedurende die 35 dagen onder hun leiding uitvoerden. La mer van Claude Debussy in elk geval, een compositie van Jan van Vlijmen. ‘In het publiek zaten in Carnegie Hall veel jongeren, weet ik nog, die dat moderne werk goed konden waarderen. Dat was mooi, want we wilden op zo’n belangrijke plek natuurlijk presteren. Ik weet ook nog dat we soms speelden in sportzalen met een heel slechte akoestiek; op een keer klonk er allemaal geraas doorheen. We kwamen in plaatsen waar ze volgens mij nog nooit van een symfonieorkest gehoord hadden. We gingen gewoon door, want de toekomst van het orkest hing ervan af. En het was goed voor de stad Rotterdam. Zo beleefden we dat.’

Voorbereidingen voor een huzarenstukje

In 1970 gingen ruim honderd mannen en vrouwen mee en al met al was de organisatie een huzarenstukje. De ervaring met zulke reizen is in 2024 veel groter en de aanpak professioneler, maar complex en langdurig is de aanloop nog steeds, zo beschrijft Monique van Zelst. Zij was als orkestinspecteur al betrokken bij de voorbereidingen van de VS-tournees in 2013 en 2015, en ook bij de reis die in 2020 vanwege de pandemie op het laatste moment niet doorging. Orkestinspecteurs zijn verantwoordelijk voor alle logistieke zaken op en rond het podium. Dus ook voor wat er straks op de podia in de VS plaatsheeft. 
Van Zelst en haar collega-inspecteur werken samen met tourneemanager Daniel Rosenquist, wiens taak het is de vele ‘uitstapjes’ van het Rotterdams Philharmonisch te coördineren. Hij regelt de vluchten en de hotels, samenwerkend met lokale organisaties, een soort impresariaten. Al sinds september zijn hij en de orkestinspecteurs en de bodes bezig met de trip die op 2 maart aanvangt. Rosenquist maakt een zogenoemde reiswijzer waarin alles staat wat er tijdens de tournee van dag tot dag gebeurt, compleet met tijden. Vele taken blijven over voor Van Zelst en haar collega, ze allemaal noemen is onmogelijk. 
Een voorbeeld: ze controleren de ruim honderd paspoorten van degenen die meegaan, die moeten op de dag van vertrek nog tenminste zes maanden geldig zijn. Je zal ze de kost geven die niet weten dat hun paspoort binnenkort verloopt! Dan zijn er de questionnaires, lange vragenlijsten die nodig zijn voor de aanvraag van het werkvisum. Er zijn dan ook foto’s nodig die aan zeer strenge eisen moeten voldoen. Vervolgens moet iedereen het visum zelf ophalen in het consulaat in Amsterdam. Van Zelst: ‘Dat worden een stuk of drie busreisjes...’ Wie gaan wel mee, wie niet? Ook dat bepalen Van Zelst & co, in overleg met de aan­voerders.

Wij moeten voor de in- en uitvoervergunningen weten welke materialen er op de instrumenten zitten. Dat is veel werk, het moet allemaal op orde zijn.’

Monique van Zelst 
over de voorbereiding

Er zijn bijvoorbeeld twee eerste fluiten en twee eerste trompetten: de een gaat mee, de ander staat reserve en zit dus ook in de visumaanvraag. ‘Het gebeurt weleens dat iemand ziek is, net voor vertrek of in de eerste dagen. Is het halverwege de trip of in de laatste dagen, dan zoeken we lokaal naar passende vervanging. Verder hebben we bij het Rotterdams Orkest bijvoorbeeld geen vaste saxofonist in dienst, maar omdat we onder meer een suite uit Romeo en Julia van Prokofjev gaan spelen, hebben we die wel nodig. We huren deze extra musici in als remplaçanten voor deze productie.’

Het belang van de bodes

Drie orkestbodes werken er ook nog op de afdeling van Monique van Zelst; zij gaan mee op reis. Zij maken bijvoorbeeld de carnets, de vrachtlijsten waarop alle instrumenten en toebehoren staan die meegaan, en zorgen ervoor dat alles voldoet aan de strenge eisen voor invoer in de VS én uitvoer uit Nederland. Een gigantische klus, want om een voorbeeld te noemen, sommige instrumenten zijn ouder dan vijftig jaar en/of meer waard dan vijftigduizend euro: dan moet de belastingdienst een uitvoervergunning afgeven. En bepaalde materialen, zoals ivoor of palissander, mag je dan weer niet invoeren in de VS. Van Zelst: ‘Wij moeten dus weten welke materialen er op de instrumenten zitten. Soms weten musici dat niet precies, dus het is veel werk, het moet allemaal op orde zijn.’ Een van de bodes reist altijd met het instrumententransport mee, in wisseldiensten. Half februari 2020 stond de uitverkorene in Luik al toe te zien op het inladen van de instrumenten, toen de tournee vanwege de covidpandemie op het laatste moment moest worden afgeblazen. Er ging een dikke streep door de trip. De in vele opzichten memorabele coronajaren braken aan.

Belangrijke mensen, orkestbodes. Aan hen heeft ook contrabassist Robert Franenberg (65), sinds 1984 aan het orkest verbonden, nog wel wat herinneringen. Hij noemt zichzelf beach boy, aangezien hij opgroeide in Los Angeles. Komende reis zal hij niet meemaken, tot zijn spijt, maar de reis naar zijn vaderland in 2015 – onder andere naar LA – staat hem levendig bij. Franenberg speelt een hoofdrol in de documentaire Coast to Coast die erover gemaakt is. In 2015 reisde het Rotterdams orkest in twee groepen van Chicago naar New York, waar de volgende dag om drie uur ’s middags een uitvoering zou plaatsvinden. Franenberg: ‘Ik kwam met de eerste groep aan. ’s Avonds laat had ik net het licht uitgedaan om te gaan slapen, toen Daniel Rosenquist belde. De tweede groep was gestrand in Chicago, vanwege noodweer. De orkestbodes zaten ook in die groep. Of ik hem wilde helpen de stoelen en de lessenaars op het podium op te stellen, de taak van de bodes. Half acht, zei hij. Half acht? Het concert begon om drie uur...’
Franenberg zei ja, vooruit dan maar; er waren er meer die om half acht klaarstonden. ‘Het duurde echt uren en uren, zwaar werk. Ik was werkelijk kapot toen we klaar waren. Wat een respect had ik voor die orkestbodes! Zij deden tijdens die trip elke keer dat werk om het functioneren van het orkest mogelijk te maken. Zo leerde ik een andere kant van het apparaat kennen, heel goed was dat.’

Racefiets

Er zijn ook dingen niet veranderd sinds 1970. Neem de dagvergoedingen waar ieder op zijn of haar eigen manier mee omging en omgaat. Nico van Vliet, over de jaren zeventig: ‘Ik herinner me dat het voor velen van ons een sport was om zoveel mogelijk van het leefgeld over te houden. Je moest er je maaltijden van betalen, dus we gingen vaak met een groepje zo voordelig mogelijk uit eten. Je kon na zo’n tournee wel duizend gulden overhouden als je het slim aanpakte. Na de VS-trip van 1975 heb ik een racefiets aangeschaft.’
Monique van Zelst, haar afdeling en tourneemanager Rosenquist maken sinds september heel wat uren, net als hun voorgangers in de jaren dertig tot en met 2020. De allereerste buitenlandse trip was in 1937 naar Brussel, toen het Rotterdams orkest op uitnodiging van Société Philharmonique de Bruxelles met veel succes optrad in het Paleis voor Schone Kunsten. Monique van Zelst: ‘Zo’n voorbereiding verloopt nu soepeler en geroutineerder. Maar sommige dingen zijn echt heel weinig veranderd.’ Daar wijst ook zowel hoornist Nico van Vliet als contrabassist Robert Franenberg op: deze langere intercontinentale trips deden en doen altijd veel goed aan niet alleen het prestige van het orkest bij het buitenlandse publiek en de recensenten, maar ook aan de saamhorigheid onder de orkestleden, onontbeerlijk om op het hoogste niveau te blijven presteren. 

Nieuwsgierig geraakt? Bekijk hieronder de documentaire over de trip van 2015.

 

Tekst: Egbert Jan Riethof      Foto: Jennifer Sampson

Dit artikel verscheen eerder in Intrada, jaargang 2024-25 nr. 1.

Het Rotterdams Philharmonisch Orkest vertrekt op zaterdag 2 maart vanuit Amsterdam via Atlanta naar Sarasota in Florida. Dan naar West Palm Beach, Orlando, Miami en New York. Van New York gaat de reis nog naar Washington, vanwaar op dinsdag 12 maart de terugtocht wordt aanvaard. Er zijn ongeveer honderd deelnemers, zo’n vijftien staan reserve.

Klantenservice
Blijf op de hoogte

Meld u aan voor onze nieuwsbrief en ontvang achtergrondinformatie, concerttips en algemeen nieuws.

Nieuwsbrief